Over Extremadura
Extremadura is een van de autonome Spaanse deelstaten, bijna net zo groot als Nederland. Het kent twee provincies: Badajoz en Cáceres, waarvan Cáceres aan wandelaars het meest te bieden heeft. In dit deel van Extremadura heeft de tijd een beetje stil gestaan. Het leven is er nog origineel Spaans en het landschap is nauwelijks aangetast door de moderne tijd.
Het landschap in het noordelijke deel van Extremadura wordt gekenmerkt door kleinschalige veeteelt. Er zijn veel boeren die hun geld verdienen met schapen, koeien en varkens. Niet in grote stallen maar gewoon in de wei, of dehesa zoals de Spanjaarden het typisch Extremeense weidelandschap noemen. In deze weiden groeien steeneiken en kurkeiken die de dieren in het najaar en winter van voedsel voorzien (eikels) en in de zomer de noodzakelijke schaduw bieden.
Extremadura kent overigens veel verschillende landschapstypes zoals middel- en hooggebergte, grote meren, uitgestrekte steppen, prachtige riviertjes. Hier en daar ligt een dorpje en het telt een klein aantal steden.
Van oudsher kent Extremadura een groot aantal paden. Veel dorpsbewoners hadden enkele stukken land buiten het dorp in hun bezit. Nadat het ene stuk land was afgegraasd, brachten de boeren hun vee naar een andere finca, wat zomaar een paar kilometer verderop kon zijn. Hierdoor zijn oneindig veel paden ontstaan, vaak begrensd door authentieke stenen muurtjes, die op veel plekken het landschap een intiem karakter geven.
Traditioneel ging het verplaatsen van vee over nog veel grotere afstanden. Voordat de droge zomer begon werd het vee naar het noordelijk deel van Spanje gedreven, waar nog voldoende groen gras te vinden was. Dwars door het hooggebergte van de Sierra de Gredos liepen de dieren tot de Picos de Europa, helemaal in het noorden van Spanje. Wanneer de zomer op zijn retour was en de eerste regens waren gevallen ging de tocht weer zuidwaarts. Deze jaarlijkse “Transhumancia” is nu niet meer noodzakelijk, omdat er inmiddels andere methoden zijn om dieren bij te voederen. Desondanks is de traditie sinds een aantal jaren weer hersteld en maken diverse kuddes onder leiding van herders weer de jaarlijkse tocht naar het noorden.
In de heuvels en bergen liggen nog altijd boomgaarden verborgen (kastanjes, olijven, druiven, vijgen, etc.), waar met gebruik van ezels de oogst over de oude paden wordt vervoerd. Door dit soort kleinschalige agrarische activiteiten is een enorm netwerk van paden ontstaan, waar wij op onze wandelingen zoveel mogelijk gebruik van maken.
Omdat Extremadura heel erg dun bevolkt is kun je hier vele kilometers wandelen zonder iemand tegen te komen. Rust en ruimte zijn hier heel gewoon. Hier en daar staat er in het land soms een boer te werken. Even een korte groet en een verbaasde blik staan je dan te wachten. Tijdens de wandeling klinkt het gerinkel van bellen die de koeien en schapen dragen. Bij de kudde blaft een hond, niet gewend aan mensen die langs lopen. Regelmatig wordt u verrast door prachtig bloeiende gele velden met plukken witte kamille, zelfs hartje winter; schilderachtig mooi. Overal heerst de stilte. Het golvende landschap heeft verrassende vergezichten en geeft een kijkje in de uitgestrektheid van het land.
Heel vaak biedt een wandeling ook een kijkje in het verleden van Extremadura: oude Romeinse graanmolens en bruggetjes, zomaar ergens in het land; een Moors fort wat in de verte trots over het land uitkijkt of oude varkensstallen gebouwd van granieten stenen. Door heel Extremadura zijn zulke plekken te vinden.
Wilt u toch een keer iets anders: dan kunt u een dagje naar Mérida om de grootsheid van het Romeinse rijk te aanschouwen, naar Cáceres voor een kijkje in de Middeleeuwen of naar het schilderachtige Trujillo met zijn trotse Moorse bouwwerken.